Gordijnen worden opgehangen, aan een zogenaamde gordijnrails, een -roede of een gespannen kabel, met gordijnhaken of door middel van lussen aan het gordijn zelf. Dit maakt het mogelijk om de gordijnen opzij te schuiven, zodat ze zo min mogelijk raam bedekken, en voor het raam te schuiven zodat het hele raam wordt bedekt. De laatste gordijnhaak wordt vastgemaakt aan de eindstop zodat het gordijn bijde muur blijft hangen. Gordijnen kunnen in twee delen worden opgehangen, zodat de helft naar links en de helft naar rechts schuift, maar ook komt het voor dat het hele gordijn aan één kant wordt opgehangen.
Vaak gebeurt het open en dicht doen door de rand van het gordijn met de hand te pakken en het simpelweg opzij te trekken. Omdat hierbij de stof vuil kan worden zijn er ook andere technieken; er bestaan transparante glazen, plastic, houten en gekleurde ijzeren stokken die aan de laatste gordijnhaak worden bevestigd, en waarmee men zonder het gordijn zelf aan te raken de gordijnen kan openschuiven of dichtdoen. Ook zijn er mechanieken met een touw dat binnenin de gordijnrail ligt, zodat men via een katrol aan de buitenzijde het gordijn kanbewegen. Deze laatste mechanismen kunnen ook worden gemotoriseerd.